Over verdwenen enveloppen

Voor de lessen Nederlands aan de Vertalersvakschool moeten er niet alleen veel boeken gelezen worden, maar moeten er ook stijlstukjes worden geschreven. En dat valt lang niet altijd mee! Eerst ben ik in de huid van Multatuli gekropen voor een echt Droogstoppel-stukje, daarna waagde ik me aan Couperus en Bordewijk. Het laatste stukje dat ik geschreven heb, is gebaseerd op Nooit meer slapen van W.F. Hermans waarin het hoofdpersonage Alfred zichzelf continu voor de gek houdt. Een kolfje naar mijn hand, zo bleek later, want de tekst rolde binnen een halfuur uit mijn virtuele pen. Ziehier het resultaat:

Over verdwenen enveloppen

Ik heb nog geen uitnodiging ontvangen en dat is vreemd. Het boekenbal is deze maand al en ze hebben mij zeker uitgenodigd. Ze hebben vast gedacht: wat een debuut! Die moeten we uitnodigen! Volgende week ben ik het middelpunt van het boekenbal en sta ik naast schrijvers als Joost Zwagerman en Ramsey Nasr en word ik door hen gelauwerd.

Het bal is volgende week al en altijd ligt de uitnodiging minstens drie weken van tevoren op de mat. Drie weken? Of toch vier? In ieder geval op z’n laatst twee weken van tevoren. Het is nu een week van tevoren en de uitnodiging is er nog niet. Zou de postbode de envelop verloren zijn? Zodra die gedachte in mij opkomt, weet ik dat dit het antwoord moet zijn. De postbode had vorige week natuurlijk een tas vol poststukken. Natuurlijk lag de aan mij geadresseerde uitnodiging net bovenop. Bij het pakken van de post is die uitnodiging vast uit de tas gevallen en op de grond terecht gekomen. Zou de uitnodiging er nog liggen? Het is al een week geleden gebeurd, dus de uitnodiging kan best eens weggewaaid zijn. Of opgeraapt door iemand anders. Maar zou diegene dan niet gedacht hebben ‘Hè, wat vreemd, een brief zomaar op straat, wat is het adres? Ik breng het even langs.’ Dit had gekund, maar het is waarschijnlijker dat de vinder de uitnodiging heeft weggegooid. Uit jaloezie natuurlijk. Gerard van drie huizen verderop heeft al weken niets tegen mij gezegd. Hij heeft vast uit nijd de uitnodiging weggegooid. Maar dan ligt de uitnodiging ergens in een prullenbak of zelfs wel op de vuilnisbelt. Ik raak in paniek, maar bedenk me dan dat de vuilnismannen staken en de prullenbakken al meer dan een week niet geleegd zijn. Dat is een geluk, mijn uitnodiging ligt in een prullenbak niet ver hier vandaan, ze zijn me niet vergeten, maar door de samenloop van omstandigheden is de uitnodiging gewoon niet bij mij terechtgekomen. Als ik gewoon de vuilnisbakken afga, dan vind ik haar vanzelf.

Ik doe mijn jas en schoenen aan en ga naar buiten. Eerst naar links, daar komt de postbode altijd vandaan. De eerste prullenbak staat naast een boom. Hij zit propvol. Daar kan mijn uitnodiging nooit in zitten. Het is zo’n mooie envelop en die prop je niet in een overvolle prullenbak. Nu ik hier zo naast de prullenbak sta, lijkt het me eigenlijk erg onwaarschijnlijk dat zo’n mooie uitnodiging in een goudbedrukte envelop in een prullenbak terechtgekomen is. Nee, de vinder heeft de uitnodiging vast naar het postkantoor gebracht en de envelop ligt nu daar op mij te wachten. Ik ga naar het postkantoor. Welk postkantoor zou het kunnen zijn? Vast het postkantoor in deze wijk. Waar was het postkantoor ook alweer? Ik wil mijn iPhone pakken, maar merk dat ik die thuis heb laten liggen. Eerst naar huis gaan is geen optie, niet nu ik zo dichtbij mijn uitnodiging ben. Dan zonder kaart het postkantoor vinden. Het moet hier in de buurt zijn. Links en rechts staan huizen. Een postkantoor ligt altijd in de buurt van winkels. Die zijn hier niet. Misschien een stuk verderop in deze straat. Of toch de andere straat. Links en rechts lijken sprekend op elkaar. Niets dat op de aanwezigheid van het postkantoor zou kunnen duiden. Ik krijg het er warm van. Door al dat heen en weer lopen, ben ik gaan zweten en is mijn gezicht rood geworden. Zo kan ik niet aan komen lopen bij het postkantoor en mijn uitnodiging halen. Wat zullen ze wel niet denken? En een schrijver van mijn kaliber die zijn uitnodiging op het postkantoor moet afhalen, dat bestaat niet. Nee, het postkantoor valt af.

Wat nu… de zon staat al lager. Mijn huisdeur komt in zicht. In de verte komt er iemand aangefietst. Het is de postbode. Hij komt vast mijn uitnodiging brengen, met excuses. Snel ga ik naar binnen. Jas uit, gezicht afdrogen, haar fatsoeneren. Dan hoor ik een ping! Mijn iPhone ligt in de gang, een mailtje van de uitgeverij. Dat is raar, voor zo’n prestigieus bal verzenden ze de uitnodiging toch niet via de mail? Wellicht is het aanvullende informatie, over het vervoer dat ze voor me regelen. Ik open de mail: manuscript afgewezen.